Zweeds wittebrood
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was er in hetWesten van Nederland sprake van hongersnood. Velen stierven van de honger.

In maart 1945 werd de nood enigszins verlicht door het Zweedse wittebrood. Dat werd zo genoemd omdat het meel uit Zweden afkomstig was. Het brood werd echter door Nederlandse bakkers gebakken en via allerlei distributiepunten onder de bevolking verdeeld.
Annie Snelders (mevrouw Agasi) rechts op de foto in de kruidenierswinkel van haar vader.
Mevrouw Agasi weet het nog goed. Ze mag dan wel in 1930 zijn geboren, maar haar geheugen is nog prima. Haar vader had een kruidenierswinkel in Voorburg. Dat was één van de winkels van waaruit het Zweedse wittebrood onder de bevolking werd verdeeld. ‘Ik weet nog goed dat mijn vader op een avond ergens in maart 1945 thuiskwam en huilend vertelde dat er nog maar voor 14 dagen te eten was. Daarna zou alles op zijn. Gelukkig kregen we toen via het Rode Kruis het meel uit Zweden. Dat werd dan bij verschillende bakkers in Voorburg en Den Haag gebakken en ’s morgens vroeg onder begeleiding van de politie bij ons thuis en andere distributie-punten bezorgd. Er stond dan de heledag een hele rij mensen voor onze winkel. Als de mensen aan de beurt waren kregen ze behalve een witbrood ook 125gram margarine. Ze moesten daarvoor danwel een bon inleveren, maar ze hoefden niet te betalen. ‘s Avonds plakten wij die bonnen dan op grote vellen met behangselplak dat we uit de winkel van een oom hadden gekregen. Eén keer in de week op vrijdag ging mijn vader dan naar het distributiekantoor om die vellen in te leveren. En oh wee, als er valse bonnen tussen zaten! ‘Of dat brood lekker was? Zeker! Af en toekregen wij zelf ook een boterham met boter en dat ging er dan in als een plakje cake.’
Eén bijzondere gebeurtenis staat mevrouw Agasi (haar meisjesnaam is Annie Snelders) nog helder voor de geest. ‘Soms werd het brood gebakken bij een bakker met een kleine oven. Dan werd het in twee keer gebakken en moest de tweede tranche overdag worden gehaald met de bakfiets. Het brood moest worden opgehaald bij een bakker in Leidschendam. Dat was een riskante onderneming omdat we onderweg over het Oosteinde moesten. Dat was een weg met veel villa’s die door de Duitsers in beslag waren genomen. Omdat er niemand anders was die het kon of durfde, ben ik samen met een knecht het brood gaan halen. Ik kon niet eens goed bij de trappers van de bakfiets, dus ik heb de hele rit gestaan. Wat was ik opgelucht toen we eindelijk thuis waren. Ik ben geloof ik nooit zo blij geweest.’
Vliegende kruideniers
Eind april 1945 kregen de mensen in de Randstad nog meer voedselhulp. Engelse vliegtuigen dropten voedsel. Annie Snelders schrijft daarover in een opstel: ‘We zaten ’s middags in de kamer toen we de vliegtuigen heel laag over zagen komen. Iedereen vloog naar buiten, de polder in. Het was en prachtig gezicht. Een heleboel mensen stonden er zelfs bij te huilen. Men haalde de lakens naar buiten om maar te kunnen zwaaien. Het was een vreselijk lawaai. In de verte zag je de pakken neerkomen als een stofwolk. ’s Maandags kwamen de vliegtuigen weer, maar nu vlogen ze niet in een rij, maar in formatie. Met recht noemde men ze de “vliegende kruideniers”.
Auteur: Henri Maarse